De Gordel van Smaragd
Indonesië is een keten van eilanden tussen Azië en Australië.
De naam van het land is afgeleid van het griekse indos (indisch)
en nesos (eilanden). De Indonesiërs noemen hun land vaak
heel toepasselijk Tanah Air: Land en water. Van het onvoorstelbare
aantal van ruim 18.000 eilanden zijn er ongeveer 3.000 bewoond.
Het zou je meer dan een halve eeuw kosten om elk Indonesisch
eiland één dag te bezoeken.
veel van de fauna van de archipel uniek is, is zijn de meeste
soorten ook nachtdieren en meestal klein. Grotere diersoorten
zie je nauwelijks. Wat dat betreft is Indonesië zeker
geen Kenia of Tanzania.
Door het terugdringen van het regenwoud zijn een groot
aantal diersoorten, vooral degenen die het moeten hebben
van een uitgestrekt leefgebied, uitgestorven of op de rand
van uitsterven. Indonesië heeft dan ook de langste
lijst bedreigde diersoorten ter wereld. In 1994 waren dat
in totaal 210 soorten.
Indonesiërs zijn bijzonder creatief als het gaat om
exploitatie van de natuur. Onbegrijpelijk genoeg zijn er
nog altijd toeristen die zeldzame schelpen kopen, of liever
een stoffig doosje met vlinders thuis op de kast hebben
staan, dan ze in al hun pracht rond te zien vliegen.
Faunagrens
Een van de redenen van de grote verscheidenheid aan diersoorten
die de archipel kent, is dat ze de faunagrens vormt tussen
Australië en Azië. De meeste Aziatische diersoorten
vind je terug op de Grote Sunda-eilanden, maar schijnen
door een mysterieuze barrierre niet verder te zijn gekomen
dan Bali. De Australische diersoorten zijn aan de andere
kant niet veel verder gekomen als Irian Jaya en Tasmanië.
Vreemd genoeg kennen de kleine eilanden, hoewel gelegen
tussen beide continenten, weinig diersoorten.